Het Brabantse dorp Oisterwijk
  en Operatie Market Garden

Een Amerikaanse ‘Kampina soldaat’

Opmaak uit het verslag van Cristopher S. Dimitrovich, een ‘Kampina soldaat’.

 

T/Sgt, Cristopher S. Dimitrovich, 36054843, 72nd Troop Carrier Squadron, 434th Troop Carrier Group, APO 133, U.S. Army.

 

‘Op 17 September 1944 vertrokken we om 10:30 voor een parachute dropping in de buurt van Schijndel, Holland. De route over de dropzone gaf geen problemen en de dropping van alle soldaten uit het vliegtuig verliep uitstekend en zonder gewonden. Terugkomend vanuit de DZ werd ons toestel 316033 in de buurt van Boxtel door intens Duits luchtafweer en allerlei wapentuig van kleiner kaliber beschoten. Aanboort van ons toestel waren piloot 1st Lt. Donald A. Pahlow, co-piloot 2nd Lt. William F. Baker, radio operator S/Sgt. Rollin D. Ellis en ik als de crew chief. Verder waren als passagiers Capt. William Wade en correspondent Cpl. Tom Hoge aanboort. De Flak waardoor we beschoten werden raakte de achterste benzinetanks die onmiddellijk in brand vlogen. De cabine vulde zich hierop met rook en de bemanning van toestellen in onze formatie riepen over de radio dat we ons toestel moesten verlaten omdat we in brand stonden. Het was toen ongeveer 13:05, op die bewuste 17 September 1944.

 

Binnen drie minuten gaf piloot Lt. Pahlow de opdracht om het vliegtuig per parachute te verlaten. Capt. Wade was stevig geharnast binnen in het toestel om goed foto’s van onze missie te kunnen maken. Tussen het moment dat ons toestel voor het eerst werd geraakt en dat ik uit het toestel sprong was hij uit zijn harnas bevrijd en had hij zijn parachute op een riem om zijn been na aangedaan. Ik was de vierde die het toestel verliet terwijl Capt. Wade en Lt. Pahlow achter mij klaar stonden om te volgen. Tijdens mijn sprong was ik bewapend met een Thompson machinegeweer. Na mijn sprong uit het toestel zag ik geen van de anderen met geopende parachute het toestel verlaten. Het toestel vloog verder tot ik het niet meer kon zien. De co-piloot, de radio operator, de correspondent en ik landde ongedeerd nabij Oirschot. Die nacht was ik alleen.

 

Ik lokaliseerde S/Sgt. Ellis op 18 September met hulp van de ondergrondse om ongeveer 09:00. We bleven die dag tot aan de volgende vrijdag 22 September samen. We verstopte ons al die tijd op een plek dat ooit als varkenshok had gediend en goed was gecamoufleerd. Laat in de avond van 19 September kwamen ongeveer dertig Duitse militairen naar de boerderij die op nog geen honderd meter van onze schuilplek verwijderd was en verbleven daar de gehele nacht. Die volgende dag 20 September werd Cpl. Hoge waarschijnlijk met hulp van de ondergrondse naar deze boerderij geleid waar hij prompt recht in de handen van de vijand liep. Zijn helpers zullen niet geweten hebben van de aanwezigheid van Duitse soldaten in die boerderij. Zonder een schot te lossen werd hij door de Duitsers gevangen genomen. Dit alles is mij door een burger verteld die Cpl. Hoge heeft gesproken nadat hij gevangen was genomen.

 

Laat in de avond van 22 September vonden we door middel van de ondergrondse de locatie van Lt. Baker. Die nacht werden we met zijn drieën herenigd en via een bos verplaatst naar een hooischuur waar we ons tien dagen voor de vijand verstopten. Boeren uit de omgeving brachten ons daar zwart brood en aardappels. Op 2 Oktober begonnen de Duitsers ons gebied wel erg dicht te naderen zodat we onze schuilplaats moesten verlaten om een andere meer veilige plek te vinden. Door ons ’s nachts te verplaatsen waren we in staat een nieuwe hooischuur te betrekken op ongeveer acht kilometer afstand van de eerste en dieper in de bossen. We bleven vervolgens elf dagen op deze plek. Brood en aardappels werden ons weer mondjesmaat gebracht en het meeste van ons eigen drinkwater werd opgebruikt. Toen begonnen de Duitsers bij een brug in de buurt te patrouilleren terwijl de brug door hen in gereedheid werd gebracht om opgeblazen te worden. Door de aanwezigheid van de Duitse soldaten zou het onmogelijk zijn om nog in contact te komen met de boeren dus waren we genoodzaakt een andere schuilplek te zoeken. Deze keer verplaatsten we ons naar een boerderij een stuk verderop. Hier verbleven we zeven dagen en hadden we contact met lokale boeren.

 

Opnieuw kwamen de Duitsers en moesten de burgers het gebied ontruimen en weer moesten we onze schuilplek verlaten. Het was toen 20 Oktober. We waren vermomd als burgers in burgerkleding die ons door boeren waar we mee in contact stonden waren gegeven. Vanaf deze plek gingen we bij het aanbreken van de volgende dag via de hoofdweg richting Tilburg naar het dorp Moergestel. Lt. Baker en S/Sgt. Ellis wilden daar het kanaal overzwemmen en omdat ik niet kon zwemmen brachten boeren mij in contact met de ondergrondse om mij via een ander weg te laten ontsnappen. Onderweg kwamen we veel Duitse soldaten tegen maar we werden gelukkig niet één keer aangehouden of ondervraagd. Toen ze mij bij de ondergrondse afleverde kreeg ik een compleet nieuw set kleren aangereikt. De informatie die ik kreeg van de ondergrondse in Moergestel leerde me dat de Duitsers het kanaal te goed bewaakten om het mogelijk te maken een poging te wagen om deze over te zwemmen. De boeren gingen terug naar de plek waar Lt. Baker en S/Sgt. Ellis waren en brachten ze ook naar de boerderij waar ik was en waar ook zri een compleet nieuw set kleding kregen. Hier verbleven we toen de gehele nacht waarbij we hoorden van een honderdtal Britse en Amerikaanse airborne-militairen die zich ongeveer acht kilometer verderop in de bossen schuilhielden.

 

We verlieten onze boerderij op 21 Oktober met behulp van de ondergrondse om bij de Britse en Amerikaanse airborne-militairen in de bossen gevoegd te worden. We verbleven daar tot 24 Oktober toen we allen goed bewapend en met de hulp van vijf gedeserteerde Duitsers naar Boxtel gingen. Diezelfde nacht nog, voor we daar aankwamen, waren er al Britse tanks het dorp binnengereden, maar toen wij arriveerde en het dorp bezette waren ze weer weg. Die nacht bracht de ondergrondse ons in contact met de Britten en gingen we de volgende morgen naar hun commandopost. Hier leverde we onze inmiddels tien Duitse gevangen aan de Britten af en werden we per truck geëvacueerd naar Eindhoven. Die nacht nog werden we door de Britten naar Brussel gebracht waar ik werd ondervraagd.

 

Amerikaanse getuigen van de crash van C-47, 43-16033 wisten te melden dat het toestel op de terugweg, ongeveer anderhalve minuut na drop zone A-4 te hebben verlaten, in brand werd geschoten door vijandelijk luchtafweer. Het toestel stortte om ongeveer 13:05 uur neer aan de Maneschijn in Oostelbeers, ongeveer tien mijl ten zuiden van de DZ. Voor de crash zouden vier of vijf personen het toestel hebben kunnen verlaten waarvan bij één persoon de parachute niet open zou zijn gegaan. Van een ander zou de parachute, aangeduid als een streamer, nooit volledig zijn opengegaan, waardoor hij op de grond te pletter viel.

 

C-47A-90-DL “Skytrain” C/N 20499 S/N 43-16033 (CU-B) vertrok van vliegveld Aldermaston, Engeland bekend als USAAF Station 467. Het toestel behoorde toe aan 72nd Troop Carrier Squadron, 434th Troop Carrier Group. De missie was het droppen van airborne-militairen van het 1e bataljon, 501 PIR, 101 Airborne Divisie, op drop-zone A-4 nabij Veghel.

 

De bemanningsleden aanboort waren:

 

Piloot 1st Lt. Donald A. Pahlow O-678318

Co-Piloot 2nd Lt. William F. Baker O-2059885

Boordwerktuigbouwkundige S/Sgt Christopher S. Domitrovich 36054843

Marconist S/Sgt Rollin D. Ellis 16088020

Inlichtingen Officier Captain William F. Wade O-902714

Oorlogscorrespondent Corporal Thomas A. Hoge

 

Piloot Donald A. Pahlow en William F. Wade werden tijdelijk begraven op de begraafplaats in Oostelbeers tot ze werden verplaatst naar de Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten.

 

An American 'Kampina' soldier