38 dagen achter de vijandelijke linie in Brabant
Opmaak uit het verslag van William F. Baker, een ‘Kampina soldaat’. Baker was één van de drie bemanningsleden van een neergestort C-47 transportvliegtuig die uit handen probeerde te blijven van de Duitsers en werd geholpen door de plaatselijke ondergrondse.
William F. Baker, 2nd Lt, A.C., 0-2059865, 72nd Troop Carrier Squadron, 434 Troop Carrier Group, APO 133, U.S. Army.
‘Op 17 September 1944 was ik William F. Baker, copiloot op een C-47, No. 316033 B plus, gevlogen door 1st Lt. Donald A. Pahlow met aan boord radio operator S/Sgt. Rollin D. Ellis en crew chief T/Sgt. Cristopher S. Dimitrovich. Het was onze dertiende vlucht met ons nieuwe toestel en we hadden als missie een parachute dropping boven de dropzone net voorbij het Wilhelminakanaal ten oosten van Best in Holland.
Captain William Wade, A.C., 0-902714, inlichtingenofficier, en Cpl. Tom A. Hoge, 32335600, oorlogscorrespondent gingen met ons mee om foto’s en aantekeningen van de missie te maken.
Alles verliep volgens plan totdat we onze parachutisten gedropt hadden en net op de terugweg waren. We werden beschoten op de heenweg en zagen de kogels en lichtspoormunitie vanaf onze linkerkant op ons afkomen maar we werden niet geraakt. Maar toen we onze 180 graden bocht voor de terugreis hadden gemaakt en weer over hetzelfde gebied teruggingen waarin we beschoten werden brak de hel los. We waren net boven Boxtel toen we het toestel van Lt. Nixdorf vlam zagen vatten. Ik zag hoe twee man het toestel verlieten zonder dat hun parachutes openden en te pletter vielen in het midden van het dorp. Op dat moment voelde ik de klap van een voltreffer op ons toestel. De crew chief riep dat we in brand stonden maar pas bij de klap van een tweede treffer hoorden we ze over de radio roepen dat we in brand stonden en moesten springen. Lt. Pahlov riep meteen dat we ons klaar moesten maken om te springen. Toen we eenmaal uit onze stoelen waren opgestaan en onze FLAK vesten hadden uitgedaan en onze parachutes aan hadden leek het mij het beste om zo snel mogelijk het toestel te verlaten waardoor ik geen tijd meer nam om enige uitrusting tot mij te nemen. Ik had alleen een kaki shirt, O.D.-broek, soldatenschoenen en mijn identiteitsplaatjes om. Pahlov had de overlevingspakketten onder ons verdeeld maar ik liet mijn pakket in mijn A-2 jas achter op het toestel. Ellis, Hoge, Dimitrovich en ik sprongen en ik herinner me dat Pahlov met Wade’s parachute in de weer was toen ik uit het vliegtuig sprong. Hij riep dat ik kon springen en ik ging ervan uit dat ook hij klaar was om te springen. Ik kon de kanonnen onder mij zien maar wilde geen schietschijf zijn dus opende ik mijn parachute pas op ongeveer 300 voet, ondanks dat ik maar op 1200 voet uit het toestel was gesprongen. De parachute opende zich en veraste mij wat, ik kon nog net aan de lijnen trekken om te voorkomen dat ik op een aantal elektriciteit kabels terecht kwam alvorens ik op de grond landde.
Ik herinnerde mij het advies van de briefings waardoor ik me dertig uur lang niet verroerde en op mijn plek bleef ondanks de regen en het gebrek aan eten en drinken. Die maandagnacht begon ik mij te verplaatsen om me in het gebied te kunnen oriënteren. Ik herinnerde me de kaart tijdens de briefings en gebruikte de Noordster als gids. Er stonden Duitse schildwachten ten oosten langs het spoor en ik kon geen brug over het kanaal vinden die niet opgeblazen was. I passeerde een in gang zijnde vuurgevecht maar ging er onopgemerkt aan voorbij. Overtuigd dat ik niet via deze weg het gebied kon verlaten ging ik weer terug waarbij ik de hoofdweg naar Tilburg overstak waarover zich juist een Duitse troepenmacht verplaatste. Die nacht verstopte ik me in een hooiberg en realiseerde ik me, dat voor het ochtend zou zijn, ik iets moest ondernemen. Ik werd wakker naast een veld waar op dat moment een vuurgevecht aan de gang was en vluchtte een ander veld in waar net een oudere vrouw en een kleine jongen koeien aan het melken waren. Ik vertelde ze dat ik een Amerikaan was en dat ik het koud had en hongerig was. Ze gaven me wat van hun warme melk en de jongen gaf me een jas. Ondanks het feit dat we in het zicht van marcherende Duitse troepen op weg naar Best stonden namen ze me mee en brachten me naar hun boerderij waar ik bij de kachel wat te eten kreeg. Ze haalden een priester van een nabijgelegen klooster die Engels sprak en hij maakte later zijn kamer voor mij vrij zodat ik daar kon verblijven. Ik verkleedde me in burgerkledij, deed klompen aan, en ging naar het klooster waar ik ongeveer vier dagen zou verblijven.
Op een dag zat ik voor het raam op de tweede verdieping terwijl ik Duitsers observeerde die op onze overvliegende vliegtuigen schoten. Op een dag werd mij medegedeeld dat er twee andere Amerikanen in de buurt verstopt waren en, omdat ik een officier was, werd mij gevraagd of ik bij hen gevoegd wilde worden. Ik kwam erachter dat het Ellis en Dimitrovich waren. Hierop regelde ik het zo dat ik overdag naar een bepaalde plek in het bos zou worden gebracht op ongeveer twee uur lopen en dat dan ’s nachts de twee anderen daarnaartoe zouden worden gebracht. Alles ging zoals gepland en we kregen het voor elkaar om met ons drieën te zijn. Eten werd ons gebracht vanuit een boerderij dicht in de buurt, ondanks dat er regelmatig Duitsers in deze boerderij verbleven. We werden goed op de hoogte gehouden over de stand van zaken. Ik was geïnteresseerd in de mogelijkheid om terug bij onze eigen linies te komen en probeerde erachter te komen wat mijn kans van slagen zou zijn. Ons werd verteld dat de kans gering zou zijn om richting het oosten te kunnen ontsnappen, maar dat we 90% kans zouden hebben om onze troepen te bereiken door het kanaal over te zwemmen. Helaas kon Dimitrovich niet zwemmen en omdat hij erg bang voor water was drong ik niet aan om het hem toch te laten proberen. We moesten het gewoon uit zien te zitten.
Na ongeveer tien dagen of twee weken (ik kon geen dagboek bij houden omdat ik bang was dat de Duitsers dan uit zouden kunnen vinden wie ons geholpen had) moesten de burgers het gebied verlaten zodat de Duitsers zelf de boerderijen konden gebruiken. Dus kwamen de mensen ons vertellen dat we meteen weg moesten naar een andere plek op ongeveer twee uur lopen. De jongeman die Ellis en Dimitrovich had helpen onderduiken kwam en hielp ons op weg. Hij had ook gezien hoe Hoge door de Duitsers gevangen werd genomen en afgevoerd werd per truck. Met spullen gepakt op onze ruggen marcheerde we een paar uur in westelijke richting naar deze nieuwe plek op ongeveer twintig minuten afstand van een boerderij waar de jongeman ons eten zou brengen. De Duitsers drongen het gebied binnen en plaatste dynamiet onder een brug over het kanaal die in de buurt lag en plaatste een wachtpost. Omdat ze de brug over moesten om ons eten te brengen, brachten ze voor drie dagen eten en lieten ons tijdelijk aan ons lot over. We wisten dat er Duitsers in de andere boerderij waren en af en toe hoorde we geweervuur. Eén ding dat ons ongerust maakte was dat zo velen wisten dat we hier zaten, en dat is altijd gevaarlijk, mede omdat veel van hun vrouwen waren. Weer spraken we over de mogelijkheid om te ontsnappen en we lieten de jongeman heel het gebied uitkammen om uit te zoeken hoeveel Duitsers er in elk deel waren. Opnieuw kwamen we tot de conclusie dat het kanaal over zwemmen de enige optie was maar ik kon Dimitovich niet achterlaten, ondanks dat de jongeman met ons mee wilde gaan om ons te begeleiden, en ondanks het gevaar dat ook dit gebied ontruimd zou worden en dat we dan geen andere plek hadden om naar toe te gaan. De drie dagen werden er vier of vijf en we dachten dat we door onze helpers in de steek waren gelaten. Maar op een nacht kwam de boer naar ons toe en vertelde dat de jongeman niet was teruggekeerd uit Tilburg.
Op een nacht verplaatsten we ons uit veiligheid naar een kleine tent die een kerel van de boerderij voor ons had opgezet. Van hieruit hadden we zicht op de boerderij, maar we moesten fluisterend praten omdat vlakbij langst beide zijden van de tent paden liepen. We camoufleerden de tent, zaten of lagen in verkrampte posities, en wachtte op wat verder komen ging. Gedurende deze tijd regende het bijna continue en lekte de tent behoorlijk. Uiteindelijk kwam het sein van de Duitsers dat het gebied voor de namiddag geëvacueerd moest worden van zijn burgers. De kerel wist wel iemand in het dorp Moergestel die ons wellicht op wilde vangen. Omdat we nergens anders heen konden deden we burgerkleding aan, (afgezien van ons soldaten schoeisel) rolde onze dekens op die we onder onze arm mee namen en trokken we er op uit. De kerel liep alleen voorop en wij op een veilige afstand achter hem. We wisten dat we een groot risico namen omdat we bij een eventuele controle ons niet konden legitimeren, en omdat we zeker een uur over de hoofdweg zouden moeten lopen. Die Duitsers keken almaar naar onze soldatenschoenen maar gelukkig werden we niet één keer gecontroleerd, ondanks dat het op de hoofdweg druk was met Duits militair verkeer zoals fietsers, auto’s, trucks, motoren, soldaten en officieren. Net voor dat het donker werd maakten we contact met de man van de ondergrondse die ons naar een boerderij ten noorden van het dorp bracht en waar voor ons die nacht werd gezorgd. Er werd ons verteld dat de Duitsers zich langs het kanaal hadden ingegraven en overal mijnen hadden gelegd waardoor het voor ons onmogelijk was om nog uit te breken.
Ze wisten ons ook te vertellen dat er zich in de bossen zevenenveertig Amerikanen schuilhielden en dat ze ons daar de volgende morgen naar toe zouden brengen. We kregen goed te eten, luisterden naar de radio en sliepen in de schuur op het hooi. De volgende morgen fristen we ons op waarna de kerel naar ons toe kwam om te vertellen waar de Amerikanen zich ongeveer schuilhielden. Een Nederlands meisje en een Nederlandse jongen zouden met ons meegaan om eventuele Duitsers af te leiden die ons aan zouden kunnen houden. We liepen een aantal uur waarbij we door het dorp Oisterwijk kwamen en vlakbij het dorp Boxtel uitkwamen, dwars door gebied waar het stikte van de Duitsers, maar alles ging goed. We kwamen erachter dat nog meer manschappen de bossen hadden bereikt en dat de groep die hier verbleef vanaf nu uit zeker honderd Amerikanen en Engelsen bestond. (Flight Officer Jacobson uit mijn eenheid zat er ook bij en we bleven al die tijd bij elkaar.) De ondergrondse was ons erg behulpzaam en informeerde ons goed over de situatie die zich om ons heen voltrok. Ze gaven ons ook eten, ondanks dat het eten op sommige dagen erg schaars was, waarbij er dan niet meer dan enkele zwarte boterhammen met boter, jam of suiker gegeten konden worden. Maar ondanks alles smaakte het ons goed.
Onze groep was goed bewapend en klaar voor actie. Sommigen opperden om te proberen vechtend door de Duitse linie onze eigen linies te bereiken, maar gelukkig konden we ze dat uit hun hoofd praten en te wachten tot onze kans op slagen het grootst was. Vijf Duitsers werden door de ondergrondse naar ons toegebracht. Het waren deserteurs die gezocht werden omdat ze de ondergrondse geholpen zouden hebben. We lieten het toe dat ze hun wapens bij zich hielden en lieten hen zelfs bij ons slapen. Er was een Oostenrijker een Tsjech een Fransman een Pool en een Duitser die we in hun eigen uniformen patrouille lieten lopen. Op een dag besloten we alle nationaliteiten in de groep te tellen waarbij we de Amerikanen als één telde, het waren er elf. We noemde ons het ‘Vreemdelingen Legioen’. We poetsten de wapens van de Duitsers en zij poetsten de onze, allen in dezelfde schuilplaats. Een Duitser was een voormalige officier die tot Korporaal was gedegradeerd. Hij zei actief te zijn geweest in het complot tegen Hitler.
Op een dag kwam de ondergrondse ons vertellen dat de geallieerden met hun langverwachte grote uitbraak in Holland waren begonnen waardoor we erg opgetogen waren. De Engelsen hadden een patrouille uitgezonden die vlak bij onze bossen een Duits mitrailleurnest had uitgeschakeld en waarbij ze een Duitse officier dood hadden geschoten en zes Duitsers gevangen hadden genomen. Diezelfde dag kwam er een bericht dat er Engelse tanks in het gebied tegenover het kanaal ten oosten van Boxtel gezien waren en dat de Duitsers een langzame terugtrekkende beweging uit Boxtel maakten. Ze groeven zich bij die uittocht aan drie zijden van ons bos in en overal stonden 88mm kanonnen opgesteld. Toen die avond de Duitsers zich over de hoofdweg en via de wegen ten westen van het dorp uit Boxtel terugtrokken gingen wij parallel van hun richting het oosten naar het dorp toe waar we in het donker aankwamen. Er werd geen schot gelost en we marcheerden met onze elf gevangenen het dorp in onder het gejuich en geroep van de bevolking. We waren de eerste soldaten in het dorp en die nacht dronken we vijf jaar oude Schotse whisky, wijn en Cognac en feestten we met de bevolking.
De volgende morgen om ongeveer half negen kwam een Engelse tank aangereden om het dorp te bevrijden. Maar toen ze ons al in het dorp aanwezig zagen werd er door de bemanning van de tank gereageerd met ”Waar komen jullie Yanks in hemelsnaam vandaan?”. Toen werd het dorp officieel bevrijd verklaard, en dat was nog eens een belevenis. Amerikaanse airborne-militairen gingen in het dorp op zoek naar Duitsers en brachten er drie als gevangenen mee terug. De volgende dag gingen Flight Officer Jacobson en ik naar de plaatselijke begraafplaats en zagen het graf van Harry Dunbar, de radio operator van Lt. Nixdorf’s toestel. De Zuster die hem had gezien zei dat hij zwaar was verbrand en vermorzeld was door zijn val. Er was nog een graf van een onbekende Amerikaan. Toen we het dorp uitgingen zagen we het graf van Lt. Charles F. Nixdorf en van zijn co-piloot Lt. Crawley. De lichamen op de begraafplaats waren begraven in houten goederen kratten, maar Nixdorf en Crawley waren zo begraven, zonder een krat. Ik ging naar Eindhoven en vandaar naar Nijmegen en Brussel. Ik was achtendertig dagen achter de vijandelijke linie, waarvan soms goede en soms slechte dagen, maar altijd had ik de hoop en het geloof dat ik er met de hulp van god levend uit zou komen. De mensen van Holland waren geweldig voor ons, ondanks dat ze een noodlot riskeerde dat erger zou zijn dan de dood. Ik waardeer het enorm en dank hun hartelijk.