Het Brabantse dorp Oisterwijk
  en Operatie Market Garden

J. Hartnell-Beavis laatste vlucht

                    Deel I

J. Hartnell-Beavis schreef na de oorlog een boek over zijn carrière, zijn laatste vlucht met Halifax-II JD207 en zijn gevangenschap in Dalag Luft III, een geallieerd gevangenenkamp in Duitsland.

Het volgende heb ik uit dit boek opgemaakt:

 

 

25 Juli 1943

 

Door wat telefoontjes te plegen was het gelukt om mijn vaste groep op één na op te trommelen voor onze missie. Ze waren in staat om op tijd op het vliegveld te geraken voor onze briefing. Ik leende een bom richter van een andere vlucht en kreeg van onze inlichtingenofficier te horen dat ons doel die nacht Essen zou zijn. Dit had ik al eerder van onze Commanding Officer Jimmy vernomen die erbij zei dat hij voor de ervaring als tweede piloot mee zou gaan. Na de briefing verzamelde we ons in de crew ruimte waar we onze uitrusting kregen uitgedeeld. Terwijl de anderen in een voertuig voor verder transport klommen werd ik naar Jimmy vervoerd om hem op te halen om daarna naar onze kist ‘V’ voor Victor te gaan. Hier vonden we de rest van onze groep die een laatste sigaret rookte terwijl ons toestel door de technische ploeg gecontroleerd werd. ‘V’ was een redelijk nieuwe Halifax, iets sneller dan mijn vorige en met een hoger vlieg bereik. Net toen we aan boord klommen stopte een auto met daarin de commandant van het hoofdkwartier die onze Commanding Officer Jimmy vastgreep en in zijn auto duwde. We vertrokken dus met een gereduceerde ploeg met onze geleende bomrichter en mijn vaste groep bestaande uit Smithy mijn marconist (radioman), Jonah mijn navigator, ’High’ mijn Canadese boordwerktuigbouwkundige, George mijn staart schutter en Al de midden boven schutter.

 

 

Toen we het gebied met vijandelijke jachtvliegtuigen invlogen kwam Jonah’s stem over de intercom. “OK. Kijk goed naar buiten iedereen.” We waren nog steeds aan het klimmen en bereikte een hoogte van 20.000 voet toen we de Nederlandse kust zagen opdoemen. Kort hierop, bij het draaipunt, stelde ik het kompas in en draaide we naar onze nieuwe koers. We konden de gloed boven de Ruhr in de verte al zien opdoemen veroorzaakt door zoeklichten, lichtkogels, branden op de grond en de Flak. We vlogen op 21.000 voet en Victor was traag. Ik vloog recht en horizontaal om mijn hoogte te handhaven en ‘Monica’ onze nacht jager detector stond aan. In het vijandelijk zoeklicht gebied aangekomen koos ik een gat tussen twee lichtbundels en vloog er met een afstand van vijf mijl van de rechter lichtbundel en één mijl van de linker lichtbundel recht tussen door. We keken met interesse naar de kist aan onze linkerzijde die uitwijkende manoeuvres maakte om maar niet door zo’n lichtbundel gevangen te worden, totdat we geheel onverwachts een moment verblind werden doordat de lichtbundel zich naar ons draaide. Ik denk doordat ik niet meer dan lichte uitwijkende manoeuvres maakte, en omdat we op hun detectie scherm dicht langst hun eerste slachtoffer vlogen, de bedieners van het zoeklicht ons een makkelijkere prooi vonden. “Houd vast iedereen” riep ik over de intercom terwijl ik de stuurknuppel hard naar rechts duwde. We konden aan het gebonk voelen dat de Flak dichterbij kwam met zo af en toe een serie knallen die erop duidde dat het wel erg dichtbij was. Na één bijzondere harde knal hoorde we geratel over de romp gelijkend aan hagel waardoor mijn hart zowat oversloeg. Ik hield mijn hoofd naar voren gebogen met mijn ogen gericht op de meters om te voorkomen dat ik niet verblind werd door de lichtbundel. Ik zweette als een varken terwijl ik als een gek de besturing bediende. Ik kon de verleiding nog net weerstaan om Victor in allerlei acrobatische manoeuvres te gooien en hield de snelheid op een 200 mijl per uur terwijl ik steeds een andere koers aannam maar iedere keer in de goede richting. En toen, na zo’n drie minuten werd de Flak minder en ging het felle licht langzaam weg. Uiteindelijk ging het laatste zoeklicht uit.

 

 

Denkend aan het geratel over de romp riep ik over de intercom iedereen bij naam aan en gaf opdracht aan High, onze boordwerktuigbouwkundige, om zijn instrumenten te controleren. We hadden 3000 voet van onze originele hoogte verloren en waren flink van koers geraakt zodat we in plaats van uit het noordoosten, ons doelgebied nu vanuit het noordwesten binnenvlogen en mijn gedachte ging uit naar de 500 plus andere toestellen waarvan we het pad zouden kruisen. Boven het doelgebied gaf ik de opdracht om de bomkleppen te openen waarop ik zo recht en horizontaal mogelijk vloog terwijl ik de omhoogkomende Flak negeerde. Het toestel was nu op zijn langzaamst en kwetsbaarst. Hoewel een bomrun maar enkele minuten duurde hoopten we altijd maar dat we geluk zouden hebben om niet op dat moment geraakt te worden. Ik en mijn bemanning vlogen al een tijd rond met het voorgevoel dat ons niets zou overkomen en dat we onze tour tijdens deze oorlog veilig zouden beëindigen. Onze bomlading werd na het commando afgeworpen en ik moest koers houden totdat onze camera het doelgebied gefilmd had. Ik hield het toestel met mijn linkerhand onder controle waarop ik met mijn rechter de bomkleppen d.m.v. mijn bedieningshendel sloot. De rode lamp voor de camera ging aan en uit en ik zette een rechter duikvlucht in om de koers voor onze terug vlucht aan te nemen.

 

 

We moesten nog steeds door het zoeklicht gebied, maar nu waren we veel lichter en sneller, en het koste het me weinig moeite om tussen de lichtbundels door te manoeuvreren. Ik keek om en zag achter ons een lichtbundel over onze net gevlogen koers gaan. Hierna ging het zoeklicht uit en gaf George me een rapport van het doelgebied. Zes grote brandhaarden met vele kleinere branden in het zuiden van het doelgebied. De rook kwam tot aan onze vlieghoogte en er werden meerdere branden naar het zuidwesten van het doelgebied gemeld. Er kwamen weer lichtkogels omhoog en de zoeklichten op de grond gingen weer aan. We zagen hoe aan stuurboordzijde een helle gloed ontstond die na enkele momenten in een aantal explosies overging en daarna in twee of drie vuren uiteen brak. Op deze afstand kon je nooit parachutes zien maar we gingen er altijd maar vanuit dat die jongens er allemaal uit waren gekomen, ondanks dat dit maar zelden gebeurde. Jonah gaf de volgende koers door die we 8 minuten lang op 17.000 voet en op de huidige snelheid moesten aanhouden en het commando kwam weer om goed uit te kijken naar eventuele vijandelijke jachtvliegtuigen, ‘Monica’ waakte mee. Na een tijdje waren we weer wat tot rust gekomen omdat we door de gevarenzone heen waren en kwam het gevoel van geruststelling weer naar boven. Het gevoel dat we onze zenuwen weer in de hand hadden en het gevoel van weer iets bereikt te hebben. Onze koers werd weer gecontroleerd en we zaten goed, precies op de juiste koers.

 

 

En toen opeens, zonder waarschuwing kwam er een abrupt einde aan onze rust door een serie van oorverdovende knallen die onmiddellijk gevolgd werd door luid geronk. Het toestel schudde en dook naar voren en ik voelde het gevoel in de stuurknuppel verdwijnen. ‘Christus, het is gebeurd’, dacht ik, ‘maar dat kan niet, dat kan ons niet overkomen’. Het lange trainen kwam bij me naar boven en ondanks dat ik de paniek van binnen voelde probeerde ik mijn stem rustig te houden zodat er rustig “gereed maken om toestel te verlaten” uit mijn mond kwam. Er kwam geen geluid uit de intercom. De cockpit was helgeel verlicht door de rechtervleugel die vlam had gevat. Ik wist dat een nachtjager een directe score had gemaakt en ik zag een geel spoor van lichtspoormunitie voor en onder ons voorbij gaan. Het geronk en de vlammen werden erger en ondanks dat ik beter wist besloot ik de motoren aan de rechtervleugel uit te zetten en duwde ik op de knop voor het brandblussysteem. De ramen in de cockpit waren volkomen gebarsten en een orkaan van wind raasde door de cockpit. Ik riep dat iedereen moest springen maar ondervond snel dat de intercom niet meer werkte. We zaten in een duikvlucht, Victor ging neerstorten. Ik zag de hoogtemeter snel teruglopen en raakte in paniek. Op dat moment kwam er weer een harde knal en ik zag weer een spoor van lichtspoormunitie voor ons langs gaan. Dat varken volgt ons tot naar de grond en met vlammen als doel kan hij niet missen dacht ik. Nu raakte ik echt in paniek en probeerde uit mijn stoel te klimmen. Maar ik kon er niet uit, ik dacht dat we in een spin zaten en dat ik door de centrifugale kracht niet uit mijn stoel kon komen. Ik ging weer zitten met het gevoel dat ik hier niet uit zou komen totdat ik wat rustiger werd en me realiseerde dat ik nog in mijn stoel vast geharnast zat. Ik trok aan de harnas bevrijding en trok mezelf naar voren en omhoog d.m.v. het handvat dat boven het cockpit raam zat bevestigd. Ik hief mijn rechterbeen moeizaam over de bediening van het landingsgestel en was net bezig om mijn linkerbeen er ook overheen te trekken toen opeens het handvat afbrak en ik via de trap het voorste compartiment inviel waarbij mijn linkerbeen net op tijd loskwam. Ik klom terug om achter mijn stoel te kijken en zag dat High in elkaar was gezakt en wel op zo’n manier dat ik me direct realiseerde dat ik voor hem niets meer kon doen.

 

 

Weer terug in het voorste compartiment was het donker en doordat de vlammen boven mij me zowat verblind hadden zag ik totaal niets meer. Ik graaide in het rond naar mijn parachute, vond hem, en als de domoor die ik ook weer was tilde ik hem aan de D-ring op waarop hij zich in mijn gezicht wilde ontvouwen. Snel trok ik het zaakje tegen me aan in de hoop dat de hoofdparachute erin zou blijven zitten. Nu kon ik weer een beetje zien en zag ik het ontsnappingsluik in de vloer gedeeltelijk open staan en kon ik ontwaren dat er iemand in hing en ermee in de weer was. Met mijn parachutezak onder de rechterarm probeerde ik het luik omhoog te trekken maar kreeg het niet voor elkaar. Ik zag dat het werd tegengehouden door een deel van een harnas en een parachutezak dat waarschijnlijk door iemand werd gedragen die nu buiten in de slipstream hing waardoor het luik naar beneden werd getrokken. Na een flinke poging mijnerzijds en die van de onbekende persoon (Ik realiseerde me later dat het alleen Jonah heeft kunnen zijn) liet het los en schoot het pak door het gat heen. Nu begon ik mijn parachutezak aan mijn harnas te bevestigen maar bemerkte ik dat de veter die mijn schouderriemen van het harnas bij elkaar hield gebroken was waardoor de riemen op mijn rug hingen. Terwijl ik de riemen weer over mijn schouders probeerde te krijgen schoot mijn parachutezak onder mijn arm vandaan en zag ik dat de witte parachute zich wilde opblazen door de luchtstroming die door het open luik kwam. Uiteindelijk kreeg ik één haak van de schouderriemen te pakken, duwde het witte parachute satijn opzij, en na wat een eeuwigheid leek te duren vond ik de haak aan de parachutezak die aan mijn harnas bevestigd moest worden en klikte hem vast. Dit alles duurde korter dan de tijd die nodig is om dit alles te vertellen maar het leek wel uren te duren terwijl het toestel aan het neerstorten was. Opnieuw raakte ik in paniek met de gedachte dat we ieder moment de grond zouden raken en te pletter zouden slaan. Ik keek om en zag geen beweging in de navigator positie en dacht dat iedereen godzijdank het toestel had kunnen verlaten. Ik gleed voeten eerst door het luik, maar werd meteen hard naar boven getrokken en dacht dat ik met mijn parachute aan een deel van het vliegtuig was blijven hangen. Dit was gelukkig niet het geval en terwijl het diepe geronk snel in de diepte wegebde keek ik naar beneden en zag het laatste van Victor die met beide vleugels in brand, na ongeveer vijf seconden de grond met een gedempte explosie raakte.

                                                                                                                                                                  

 

                                                                                        Bron; FINAL FLIGHT, J. Hartnell-Beavis-1985

 

 

J. Hartnell Beavis final flight Part I